Bepaalde vormen van alternatieve financiering hebben geen invloed op de autofinancieringsmarge omdat de berekeningswijze impliciet uitgaat van een klassieke schuldfinanciering met leningen die regelmatig worden afgelost. Sommige nieuwe financieringsvormen voldoen niet aan dat schema, bijvoorbeeld leningen waarbij een belangrijk deel van de aflossing of de volledige terugbetaling op één moment in de toekomst gebeurt. Als dat moment voldoende ver in de toekomst ligt, komt dat in het meerjarenplan nergens tot uiting en is er ook geen enkele invloed op de autofinancieringsmarge. De autofinancieringsmarge geeft dan eigenlijk een te rooskleurig beeld van de situatie. Ook de kortetermijnfinanciering wordt niet in de berekening van de norm meegenomen.
Daarom wordt de norm van structureel evenwicht aangevuld met een indicator die niet beïnvloed wordt door de gekozen financieringswijze: de ‘gecorrigeerde autofinancieringsmarge’.
Voor de berekening van de gecorrigeerde autofinancieringsmarge moeten de besturen een correctie doen op de periodieke aflossingen om ook rekening te houden met de financiële schulden die niet periodiek afgelost worden, zoals bullet- of balloonleningen en financiering op korte termijn.
De correctie bestaat erin dat de periodieke aflossingen die verschuldigd zijn volgens de reële financieringsovereenkomsten vervangen worden door de gecorrigeerde aflossingen op basis van de financiële schulden. De gecorrigeerde aflossingen worden berekend als 8 % van de totale financiële schulden, dat wil zeggen met inbegrip van de financiële schulden die niet periodiek afgelost worden.
Zo wordt de discrepantie duidelijk tussen wat effectief afgelost wordt en wat zou worden afgelost als alle financiering op een traditionele wijze zou gebeuren. Door die correctie verkrijgen de raadsleden dus een indicator die de impact van alternatieve financieringsvormen neutraliseert. Ze kunnen in de staat van het financieel evenwicht aflezen hoe groot de autofinancieringsmarge is als ook bij alternatieve financieringsvormen rekening gehouden wordt met jaarlijkse aflossingen. Als de autofinancieringsmarge kleiner is dan de gecorrigeerde autofinancieringsmarge is er geen probleem. In het geval de autofinancieringsmarge (veel) groter is dan de gecorrigeerde, schuift een bestuur de leningslasten door naar een volgende legislatuur of generatie en is er mogelijk sprake van een fictief structureel evenwicht. Door deze bijkomende indicator op te nemen in het meerjarenplan krijgen de raadsleden een vollediger beeld over de schuldenstructuur van hun bestuur.
De berekening van de gecorrigeerde autofinancieringsmarge toont wel een vertekend beeld in geval van een "jonge leningstructuur", waarbij zelfs bij een klassieke leningformule waarbij op 20 jaar wordt terugbetaald gedurende de eerste jaren de gecorrigeerde AFM steeds negatiever zal zijn dan de gewone AFM. Een voorbeeld maakt dit duidelijk. Een nieuwe lening van 5.000.000 EUR wordt geleend op 20 jaar met vaste aflossingen :
- AFM : kapitaalaflossingen bedragen 250.000 EUR op jaarbasis
- Gecorrigeerde AFM in bijvoorbeeld het 2de jaar van de lening : 8% van openstaande schuld (4.750.000 EUR) : 380.000 EUR
--> Dus in dit voorbeeld waarbij geen gebruik gemaakt wordt van alternatieve financieringsvormen zal de gecorrigeerde AFM al 130.000 EUR afwijken van de gewone AFM (en dit voor een openstaande schuld van "slechts" 4.750.000 EUR.
De stad Lier maakt reeds geruime tijd gebruik van zogenaamde “alternatieve financieringsvormen”. Zo loopt er momenteel een obligatielening van 10.000.000 EUR dewelke op vervaldag komt eind 2023. In het verleden werd steeds heel transparant in de beleidsrapporten over de financieringsstrategie gerapporteerd. Zo hebben we steeds in het meerjarenplan ‘fictieve’ kapitaalsaflossingen opgenomen voor deze obligatielening, juist om het structureel evenwicht niet negatief te beïnvloeden op basis van de gekozen financieringsstrategie.