Definitie:
Aantal kinderen geboren in een kansarm gezin volgens de criteria van Kind en Gezin in jaar x, jaar x-1 en x-2 en die wonen in de gebiedsomschrijving op 31/12 van jaar x gedeeld door het totaal aantal kinderen geboren in die 3 jaar en die wonen in de gebiedsomschrijving op 31 december van jaar x (in percentages) (= kansarmoede-index van Kind en Gezin) en het aandeel van elke herkomstgroep in het totaal aantal kinderen geboren in een kansarm gezin.
Eenvoudiger uitgelegd: aantal kinderen geboren in een kansarm gezin (zie criteria onderaan) in het jaar 2021, 2020 en 2019 en die wonen in Lier op 31/12/2021. Dit getal delen we door het totaal aantal kinderen geboren in de afgelopen 3 jaar in Lier op 31/12/2021. Deze berekening wordt vervolgens uitgedrukt in een percentage.
Frequentie: jaarlijkse update in juni met cijfers van het voorgaande werkjaar
Gedetailleerde toelichting:
Volgens Kind en Gezin is kansarmoede 'een toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om voldoende deel te hebben aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid, huisvesting. Het gaat hierbij niet om een eenmalig feit, maar om een duurzame toestand die zich voordoet op verschillende terreinen, zowel materiële als immateriële'.
Uit deze definitie werden zes toetsingscriteria afgeleid. Een gezin wordt als kansarm beschouwd als het op minstens 3 van deze criteria zwak scoort.
1. Beschikbaar maandinkomen: gemiddeld onregelmatig maandinkomen of het beschikbaar inkomen (min schulden) is lager dan het bedrag van het leefloon; leven van werkloosheidsuitkering en/of leefloon. Er wordt onderscheid gemaakt naar het aantal kinderen ten laste, maar geen rekening gehouden met de kinderbijslag.
2. Opleiding ouders: lager onderwijs, beroepsonderwijs, buitengewoon onderwijs, niet beëindigd lager secundair onderwijs en/of analfabeet.
3. Arbeidssituatie ouders: precaire tewerkstelling (bv. tijdelijke contracten), werkloosheid van beide ouders of van de alleenstaande ouder en/of werkzaam in beschutte werkplaats.
4. Laag stimulatieniveau: laag stimulatieniveau kinderen, niet of onregelmatig volgen van kleuteronderwijs en/of moeilijkheden verzorging kinderen.
5. Huisvesting: verkrotte, ongezonde en/of onveilige woning (bv. schimmels, lekken, verzakkingen,...); te klein en/of te weinig nutsvoorzieningen (bv. bad, cv,...).
6. Gezondheid: zwakke gezondheid van de gezinsleden, gebrek aan kennis en deelname aan de gezondheidszorg, chronische ziektes en/of handicaps in het gezin.